Interview voor de Verhalenbank van Sharing Arts Society, oktober 2020.
Britt Dorenbosch is kunstenares. Samen met haar gezin woont zij in de Kersenboomgaard; een verzameling woningen met ateliers aan huis, speciaal voor kunstenaars. Het bijzondere gebouw ligt midden in Leidsche Rijn en grenst aan een kersenboomgaard met moestuin.
Britt won een aantal jaar geleden het K.F. Hein Stipendium, een aanmoedigingsprijs voor jonge kunstenaars. Daarmee kreeg zij de gelegenheid zich professioneel te ontwikkelen en mocht ze exposeren in het Centraal Museum. Britt doet in 2020 mee aan de Sint Maarten Parade-masterclass van Jurrian van den Haak, waar iedereen die de kneepjes van de wilgentenen wil leren, in acht lessen een eigen lichtsculptuur maakt.
“Ik ben heel blij dat deze cursus gratis is, dat maakte voor mij dat ik er niet lang over na hoefde te denken of ik mee zou doen. Ik vind leuk om te zien dat de masterclass zulke verschillende mensen samenbrengt. Het is echt een uitdaging om driedimensionaal te werken, al merk ik wel dat mijn eigen ‘handtekening’ erin zit.
Door de cursus van Jurrian ging ik meer nadenken over arm en rijk en mijn eigen ervaringen. Maar ook moest ik denken aan toen ik anderhalf jaar geleden moeder werd, dat is een enorme verrijking. Armoede kan ook emotionele armoede betekenen. Zoals het gemis van een aanraking. Vandaar dat we ook de handen als thema hebben in de masterclass. Handen zijn heel betekenisvol, handen kunnen aanraken, optillen, omhelzen of bedelen.
Ken je die tv-serie “Waar doen ze het van?” Daar zie je een man bij wie maandelijks tienduizenden euro’s op de rekening binnenkomt. Maar die man werkt alleen maar en ziet zijn kinderen nauwelijks. Wat is dan de winst om zoveel geld te hebben? Dat is toch ook een vorm van armoede.
Ik zou meer willen werken, ik vind dat ik te weinig verdien. Maar ik heb nu ook de vrijheid om tijd te besteden aan mijn kind, aan familie en vrienden.
Mijn vriend is animator. We stoppen evenveel tijd in ons werk, maar de een krijgt er meer geld voor dan de ander. Hij werkt meer in opdracht en ik ben autonoom kunstenaar. Ik zou ook wel meer in opdracht willen werken. Hoe langer ik in het vak zit hoe meer ik merk dat de betaling van kunstenaars niet klopt. Als je net afgestudeerd bent denk je: dat hoort erbij. Maar ik ben nu zeven jaar verder, heb veel bijgeleerd, veel ervaring, ik weet wat ik aan het doen ben, dus ik doe niet meer iets voor hetzelfde geld als toen ik afgestudeerd was. Maar dan zegt een opdrachtgever: voor jou iemand anders.
Omdat ik een kind heb, kijk ik wel naar hoeveel tijd ik effectief aan iets wil besteden. Als iets in verhouding teveel tijd kost en te weinig opbrengt, doe ik het niet. De tijd dat ik als avondeten snel iets naar binnen schoof en ’s avonds lekker doorwerkte, is verleden tijd. Ik moet efficiënter mijn geld verdienen. Je wordt wel zakelijker.
Gaandeweg heb ik geleerd wat de waarde van mijn werk was. Op de academie leerde je wel hoe je prijzen berekent. Van vrienden en collega’s leerde ik de afweging maken, dat heeft tijd gekost. En op de site kunstenaarshonorarium.nl kun je berekenen wat je minimaal betaald hoort te krijgen voor een expositie. In praktijk is het vaak anders.
Het zou fijn zijn als dit soort bedragen standaard zijn voor kunstprojecten. Dat deze richtlijn overal wordt gebruikt. Dan zouden veel minder kunstenaars naar een bijbaan hoeven zoeken. Loon naar werk is niet altijd vanzelfsprekend in de kunstwereld, ook als je in opdracht werkt.
Het idee dat een kunstenaar enkel werkt vanuit de noodzaak om kunst te maken, is inmiddels wel een beetje achterhaald. Het is het leukste beroep dat ik heb gehad en heb, maar ik zie het wel als een onderneming.
Corona zorgt ervoor dat geld en opdrachten wegvallen. Gelukkig heb ik voor een dag in de week een bijbaan en was er de Tozo, dat is natuurlijk heel fijn, maar daar konden we net de huur van betalen. Ik heb ook geprobeerd om werk te verkopen via Instagram, heb ook wel een paar werken verkocht op die manier. Ik zie wel dat het een medium is om geld te verdienen, maar ik weet niet of het me genoeg oplevert in verhouding met de tijd die ik er in stop.
Ik heb ook wel geleerd dat je niet moet denken vanuit je eigen financiële situatie. Zo heb ik wel eens heel makkelijk werk verkocht waarbij ik dacht: als het voor jou zo makkelijk is dit bedrag uit te geven, moet ik er dan niet meer geld voor vragen? Wat voor jou heel veel geld is, is voor anderen een koopje. Dat zag ik bijvoorbeeld toen ik bij Ikea werkte en mensen heel gemakkelijk een keuken kochten die ik zelf niet zou kunnen betalen.
Aan het einde van de lockdown-periode heb ik een groot werk verkocht aan Museum Voorlinden. Dat was niet alleen extra geld wat er binnenkomt, maar ook een extra stempel op mijn stempelkaart voor kunstenaarschap.
Het is als kunstenaar heel belangrijk om te laten zien dat je er nog bent, dat je bezig bent. Het is geen ongebruikelijke vraag in de kunstwereld: doet die nog wat? Van sommige mensen die heel veelbelovend waren hoor je niks meer. En dat is ook een belangrijke kwestie als je moeder wordt. Ik merk dat ik het gevoel heb dat ik moet laten zien dat ik er nog ben. Ik voel dat kunstenaarschap – en carrière überhaupt – en moederschap met elkaar in een spagaat zitten. Niet voor niets is kunstenaarschap en moederschap een onderwerp in feministische kunst. En is het moeilijk om ergens een residentie te doen omdat je je gezin niet kunt meenemen. Kunst en kinderen lijken niet bij elkaar te horen.
Het zou fijn zijn als de samenleving gewoon verwacht dat vrouwen nadat ze een kind krijgen weer aan de slag gaan. Dat de partner een deel van de zorg en de huishouding op zich neemt. En dat het vanzelfsprekend is dat een kind naar de opvang gaat, daarmee creëer je ruimte.
Ik had kunnen kiezen voor een baan waarmee je meer geld kon verdienen. Maar toen ik studeerde dacht ik niet zozeer aan geld, ik dacht aan wat ik leuk vond om te doen. Toen ik van de middelbare school kwam zei mijn handenarbeidjuf: volgens mij moet jij naar de kunstacademie. Ik dacht: dat heeft mijn moeder gedaan, daar kun je geen geld mee verdienen, mijn moeder zorgde fulltime voor ons. Ik had geen idee van wat ik wilde worden. Ik ben in antropologie geïnteresseerd, in hoe culturen verschillen. Waarom is Groningen zo anders dan Limburg? Maar toen ik bij Antropologie ging kijken, ging het alleen maar over Afrika. Dus werd het Sociologie, maar dat bleek een soort Maatschappijleer te zijn, wat ik het allerstomste vak van de middelbare school vond. Ik heb de studie afgemaakt, en gelukkig kregen we wel antropologische vakken.
Zo heb ik stage gelopen bij het Meertens Instituut. Ik had wel interesse in muziek, dus deed daar onderzoek naar de technoscene en hoe groepen werken. Wanneer val je erbuiten en wanneer val je erbinnen? Onderzoek naar cultuur en identiteit vormt nu eigenlijk ook de basis van mijn werk.
Mijn studie Sociologie heb ik wel afgemaakt, maar eigenlijk wist ik al tijdens mijn studie dat dit niet was wat ik wilde. Ik ben daarna naar de kunstacademie gegaan, je kon toen nog net een tweede studie doen zonder dat dat heel veel geld kostte. Ik ben wel blij dat ik eerst een andere studie heb gedaan. De kunstacademie vraagt toch meer zelfonderzoek, het was goed dat ik wat ouder was dan 18. Maar jongere studenten na mij hebben wel een sterkere band met elkaar. Samen uitgaan, vriendschappen.
We wonen hier op een topplek natuurlijk, ik ben heel tevreden. Het is sociale huur, dus als het minder gaat met inkomen en werk kun je huurtoeslag aanvragen.
Ik heb soms zorgen over geld, maar omdat mijn vriend beter verdient, zijn die zorgen niet zo belemmerend dat we er heel veel last van ondervinden, dus eigenlijk ben ik heel rijk. Ik vind mijn werk heel fijn, heb een mooi gezin, een prachtig huis en fijne buren waarmee je samen kan werken. En ik heb eten in de moestuin! We delen in principe de moestuin met de andere buren, maar ik ben de enige die er tijd in steekt. We hebben een grote vriezer.
We denken wel eens: moeten we niet een huis kopen? Mijn ouders hadden een koophuis, een baan. Die vanzelfsprekendheid is wel een beetje weg. Een leuk boerderijtje kopen buiten Utrecht? Dat blijft een droom.
Wat mijn wens is? Dat hou ik bij mezelf, omdat mijn werk daar ook over gaat. Het woord dat in mij opkomt: gelijkwaardigheid. Gelijkwaardigheid in liefde, in geld. Evenwicht, balans. Soms kan je je wat minder goed voelen maar wel rijk voelen. Je kan diepe dalen hebben maar ook hoogtepunten. Als ik dat zou hebben, die balans, gelijkwaardigheid, lijkt me top. Misschien heb ik dat al. En ja, misschien geldt dat ook wel voor de hele wereld.”